Gesticht in:
Toulouse, Frankrijk in 1216 (pauselijke goedkeuring)
Stichter:
Dominicus
(ca. 1170-1221)
Regel:
leer van Augustinus
Wapen:
De dominicanen kennen twee wapens. Het zogenaamde mantelwapen bestaat uit een schild dat wordt verdeeld door twee rechte lijnen die bovenaan in het midden beginnen en in de benedenhoeken van het rechthoekig gedachte schild eindigen een zogenaamd 'gekapt wapen'. Het andere wapen is het leliewapen en bevat acht zogenaamde 'geren', d.w.z. aan elkaar gelijke driehoeken die het schild in achten verdelen. Er doorheen loopt een leliekruis. Beide wapens zijn in de kleuren wit en zwart.
Geschiedenis:
De orde was van aanvang af een orde van geleerden en geestelijken waarin alles ondergeschikt was aan de behoeften van een pastorale missie. De orde ontstond uit de situatie in de Languedoc waar Dominicus betrokken was geraakt bij het prediken tegen de ketterij van de katharen. In 1206 besloot hij zich in te zetten voor de strijd. Net als de franciscanen streefden zij absolute armoede na. De individuele priorij vormde de basiseenheid van de organisatie.
Activiteiten:
Sterk beschouwend leven met koorgebed en studie. De dominicanen reisden rond om te prediken, predikers theologisch bij te scholen en de intellectuele centra van die tijd voor zich te winnen.