Homepage / Actueel / Kruidentuin Actueel / Archief / Signatuurleer

19.09.2011   Signatuurleer

InleidingEr zijn verschillende redenen waarom kruiden in onze kruidentuincollectie terecht komen. Behalve dat ze als keukenkruid of als verfplant toegepast worden, kunnen ze ook op basis van de signatuurleer beschreven worden en zo hun plekje verwerven in de kruidentuin. In de signatuurleer (lat. signum = teken) schrijft men een genezende werking toe op basis van uiterlijke kenmerken van een plant. Bv. een plant met hartvormigblad heeft in de signatuurleer een goede werking voor het hart. Tot in de 19e eeuw speelde de signatuurleer een rol in de gangbare medische teksten. Rond die tijd werd de wetenschappelijke methode leidend in de biologie en geneeskunde. Bij de z.g. alternatieve geneeswijzen zoals homeopathie is de signatuurleer echter nog wel in gebruik.

Paracelsus De signatuurleer (Duits: Signaturenlehre, Engels: doctrine of signatures) gaat voor een belangrijk deel terug op Paracelsus (1493-1541). Volgens hem dienen alle planten op aarde tot heil van de mensheid. De Schepper zou aan alle planten die geen duidelijke functie als voedsel- of vezelplant hebben, een kenmerk (signatuur) hebben meegegeven dat het gebruik aanduidt. Er zijn veel voorbeelden waarbij de leer van Paracelsus lijkt te kloppen. Er zijn echter nog veel meer voorbeelden waarbij de signatuurleer niet klopt. Tegenwoordig omvat de signatuurleer veel meer dan alleen aanwijzingen op grond van vorm, kleur, beharing, geur, smaak e.d. Het hele wezen en karakter van de plant komen aan bod, waarbij ook de groei- en bloeiwijze, de structuur en de totaalindruk in de beschouwing worden betrokken. Maar men kan nog verder gaan: ook het milieu van een plant, de bodemgesteldheid, het klimaat, de breedtegraad, de andere planten en dieren waarmee een plant in een bepaald biotoop groeit, al deze zaken vallen eigenlijk onder signatuur. Het is dus een heel complexe materie. En in feite is het dan ook te simpel om geneeskrachtige eigenschappen van een plant te correleren aan slechts enkele kenmerken als kleur, vorm en dergelijke.

Algemeen Bij de signatuurbeschrijving van een plant wordt deze als een geheel én in zijn onderdelen bekeken. De volgende elementen komen daarbij telkens terug:

  • Driegeleding
  • Groei- en bloeiwijze
  • Structuur, vorm, textuur (huidoppervlak en beharing), kleur
  • Geur en smaak
  • Totaalindruk van de plant

Driegeleding In de structuur of de bouw van een plant kan onderscheid gemaakt worden tussen drie geledingen: een onderpool, gevormd door de wortel(s); een bovenpool, gevormd door het bloemgebied; en een middengebied, dat beide polen verbindt en de stengel en de bladeren omvat. Deze driegeledingsstructuur van de plant vindt men terug bij de mens, maar dan in omgekeerde volgorde.

Bovenpool Onze bovenpool - hoofd, hersenen (zenuw/zintuigstelsel) - is analoog aan de wortel(s) van de plant, bij beide inhoudelijk een grijswitte massa.

Onderpool Onze onderpool - het buikgebied (stofwisseling, spijsvertering), het ledematenstelsel - komt overeen met het bloemgebied van de plant; bij beide bevinden zich daar de geslachtsorganen; de bloem bevat nectar (suikers: honing), in de darmen van de mens worden koolhydraten omgezet tot enkelvoudige suikers die in het bloed worden opgenomen.

Middengebied Ons middengebied - ruggegraat, hart, longen, ook ritmegebied genoemd - komt overeen met het stengel- en bladgebied van de plant; de stengel vormt evenals de wervelkolom de hoofdstructuur, en de ritmische processen van ademhaling en bloedsomloop zijn te vergelijken met de gaswisseling en assimilatie via het blad van de plant. Deze omgekeerde analogie in driegeleding heeft te maken met de stofwisseling (opname van zuurstof en afgifte van koolzuur of kooldioxide): de plant ademt zuurstof uit en neemt koolzuur uit de lucht op, bij de mens is dit omgekeerd. Met deze gegevens wordt bij de medicinale toepassing van een plant rekening gehouden. Zo heeft de wortel van een kruid vaak specifiek invloed op hoofd en hersenen; de stengel en bladeren werken vooral op het gebied van hart, longen en het skelet; de bloemen en zaden vooral op het buikgebied.

Groei- en bloeiwijze De driegeleding komt weer terug in de groeiwijze, stand en gerichtheid van de bloemen:

Naar boven gericht Naar boven gerichte (op de kosmos georiënteerde) planten hebben bloemen die duidelijk omhooggericht zijn, open voor de zonnekracht. Het zijn vaak ook bloemen die geel zijn en met de zon meedraaien. Deze kruiden werken op de onderpool en stimuleren in het algemeen de levenskracht: zonnevlechtgebied, hart, lever. Deze kruiden worden wel met het extraverte karaktertype in verband gebracht.
Voorbeelden: zonnebloem, goudsbloem, paardebloem, soorten uit de schermbloemenfamilie.

Naar de aarde gericht Naar de aarde gerichte planten hebben klokvormige en hangende bloemen, die vaak donker paarsblauw van kleur zijn. Deze kruiden werken harmoniserend op de bovenpool bij zwaarmoedigheid en depressie en staan symbool voor de introverte mens.
Voorbeelden: bernagie, smeerwortel, monnikskap.

Horizontaal gericht Planten met horizontaal gerichte bloemen duiden op verbinding, contact tussen mensen. Op lichamelijk niveau bevinden we ons dan in het middengebied, waar "uitwisseling" plaatsvindt. Deze kruiden - vele behoren tot de lipbloemenfamilie - werken dan ook vaak op de bloed- en zuurstofcirculatie.
Voorbeelden: bonenkruid, salie, rozemarijn, tijm, witte en gele dovenetel.

Wortel Vorm en groeiwijze van de wortel van een plant staan in verband met bepaalde werkingen op het zenuw/zintuigstelsel (de hoofdpool) en de psyche:

Penwortel Planten met een penwortel bevorderen de aarding van de mens, helpen hem vaste grond onder de voeten te krijgen.
Voorbeelden: cichorei, paardebloem, Griekse alant.

Kruipwortel Een stevige kruipwortel staat voor kracht en onuitroeibaarheid. Planten met een kruipende wortelstok zijn veelal sterk, echte pionierplanten; ze ontzuren braakliggend terrein, verbeteren de aarde en maken deze klaar voor andere planten. Zulke planten werken bij de mens ook ontzurend en bevorderen het regeneratie- en doorzettingsvermogen, de weerstand.
Voorbeelden: heermoes, braam, brandnetel, wilgenroosje.

Vorm en textuur van de stengel

Rond Een ronde stengel duidt vaak op een milde, verzachtende, harmoniserende werking.
Voorbeelden: agrimonie, engelwortel.

Hoekig of vierkant Een hoekige of vierkante stengel duidt op weerstand en stevigheid.
Voorbeelden: ijzerhard, alle lipbloemigen, zoals rozemarijn, lavendel, salie enz.

Verhout Een verhoute stengel zegt iets over de weerstandsverhogende eigenschappen van een plant.
Voorbeelden: sint-janskruid, salie.

Hol Een holle stengel correspondeert met overeenkomstige holle delen in het lichaam, zoals de luchtpijp en slokdarm.
Voorbeelden: koningskaars (heel goed bij ontstekingen van de luchtwegen), hondsdraf (luchtwegen), engelwortel (spijsverteringswegen).

Beharing Beharing van de stengel (en het blad) geeft aan dat het kruid werkzaam is op de huid, de haren en de slijmvliezen (dit is "huid" aan de binnenkant van het lichaam).
Voorbeelden: smeerwortel, slangekruid.

Doornen en stekels Doornen en stekels aan de stengel geven te kennen dat de plant weerstandsverhogend, "prikkelend", stimulerend en koortsopwekkend is.
Voorbeelden: braam, roos. Er is vaak een werking op het bloed, met name als de vruchten en de stengel rood zijn.

Blad(vorm) In het blad komt het "conflict" tussen groeikracht en vormkracht (of samentrekkende kracht) tot uiting. De vormkrachten zorgen ervoor dat alles zijn eigen, specifieke vorm krijgt en behoudt en niet ongebreideld naar alle kanten doorgroeit. De groeikrachten worden door de vormkrachten ingetoomd en geven deze structuur. Zo overheerst bij kleine of diep ingesneden bladeren de vormkracht, bij grote bladeren de groeikracht.

Kleine, fijnverdeelde bladeren Kleine, fijnverdeelde bladeren wijzen op een sterk samentrekkende kracht in het blad, maar werken in de mens vaak juist ontkrampend.
Voorbeelden: duizendblad, kamille, valeriaan.

Grote bladeren Grote bladeren (expansie) hebben weinig samentrekkende kracht in zich, maar werken dan juist samentrekkend in de mens. De inhoudsstof die hiermee verbandt houdt, is looistof, een stof die in de meeste roosachtigen voorkomt. Voorbeelden: vrouwenmantel, agrimonie (beide uit de rozenfamilie).

Behaard of zacht viltig blad Behaard of zacht viltig blad geeft een werking aan op huid, haren en slijmvliezen van het luchtweg- en spijsverteringsgebied.
Voorbeelden: koningskaars, klein hoefblad.

Sterke nervatuur Een sterke nervatuur duidt op een werking op het zenuwstelsel.
Voorbeeld: grote weegbree.

Kleur De kleur van een plant, en in het bijzonder die van de bloemen, correspondeert met bepaalde organen of orgaansystemen en ziektesymptomen of geeft een bepaalde werking aan. Daarbij dient men onderscheid te maken tussen hoofdkleuren en mengkleuren. Bij mengkleuren is de werking van een plant ruimer, maar ook milder, want de werking van twee of meer kleuren is er dan in samengebracht. Ook verschillende kleurschakeringen van dezelfde kleur kunnen op verschillende werkingen duiden.

Rood Hart, bloed en bloedvaten; energie.

Oranje (mengkleur van rood en geel) Gebied van zonnevlecht, hart, lever, bloed; reinigend, levenskrachtbevorderend, bloedstelpend.

Geel 1) Verzadigd en warm donkergeel: opwekkend en stimulerend voor de levenskracht; werkt op de meest vitale organen zoals hart en lever2) Fel, zwavelachtig geel: reinigend, ontgiftend; werkt specifiek op milt en spijsvertering.

Groen 1) Donkergroen (mengkleur van blauw met een beetje geel): werkt kalmerend en vitaliserend, met name op het hart2) Geelgroen (mengkleur van geel met een beetje blauw): werkt op de maag, darmen, milt en op de suikerstofwisseling.

Blauw Verkoelend bij koorts en ontstekingen; vooral keel, luchtwegen, longen.

Paars/Lila/Violet (mengkleur van blauw en rood) Werkt zowel stimulerend als kalmerend/harmoniserend; psyche, zenuwstelsel.

Roze (mengkleur van rood en wit) Afgezwakte vuurkracht; milde werking op het bloed.

Bruin (mengkleur van rood, geel en blauw) Geeft rust en harmonie, een bron van natuurlijke kracht, geeft een heel brede werking aan; in het bijzonder rustgevend bij oververmoeidheid en lichamelijke uitputting.

Wit (samenvoeging van alle kleuren) Verzachtend, kalmerend en harmoniserend; bij ontstekingen, ziekten van de vrouw, en voor het zenuwstelsel.

Weblinks

Nico Rookmaker
19 september 2011

» Bekijk de Kruidentuin op de 3D-plattegrond

2024 © Museum Klooster Ter Apel
Boslaan 3-5, Ter Apel [NL]   Tel. +31 [0]599 581370   info@kloosterterapel.nl
Twitter Facebook Instagram
privacy  |  cookies  |  links  |  contact  |  mobiel
Klooster Ter Apel
Boslaan 3-5
Postbus 139
NL-9560 AC Ter Apel
Tel. +31 [0]599 581370
Fax. +31 [0]599 587140
www.kloosterterapel.nl
info@kloosterterapel.nl